Oliebelofte of Olievloek? Suriname staat voor zijn grootste keuze ooit


 Suriname staat op het punt een ongekende economische sprong te maken, met miljarden die vanaf 2028 het land kunnen binnenstromen uit offshore olie. Maar juist op dat historische moment slaat minister van Olie en Milieu Patrick Brunings onverwachts alarm. In De Telegraaf spreekt hij woorden die als een koude douche klinken:

“De olieboom kan onze grootste vloek worden.”

Volgens het IMF kan Suriname binnen vier jaar tot wel 3 miljard dollar per jaar verdienen aan olie. Toch leeft vandaag 40 procent van de bevolking in armoede en moet de gemiddelde Surinamer rondkomen van minder dan 500 euro per maand. De kloof tussen potentie en realiteit is enorm – en gevaarlijk.

Brunings vreest dat Suriname dezelfde fatale fout kan maken als Nederland met het Groningse gas: een stortvloed aan geld die uiteindelijk meer schade dan groei brengt.

“Wij mogen niet bezwijken voor de Hollandse ziekte,” waarschuwt hij fel. Alleen als de olie-opbrengsten worden ingezet voor échte vooruitgang – moderne landbouw, sterk onderwijs, slim toerisme en een Noors-achtig staatsfonds – kan het land de verleiding van snelle verspilling weerstaan.

Ondertussen absorbeert Suriname als groene long meer koolstofdioxide dan het uitstoot, maar kreeg het daar jarenlang nauwelijks iets voor terug. Dat verandert nu: dankzij een nieuw akkoord kan het land eindelijk carbon credits verkopen, een financiële reddingslijn waar Brunings grote hoop op vestigt.

Toch hangt er een dreiging boven het optimisme. “Dit moment bepaalt onze toekomst,” zegt hij. “Als we dezelfde fouten maken als anderen, verandert olie niet in onze redding, maar in onze ondergang.”