President Jennifer Simons heeft vrijdag een duidelijk standpunt ingenomen: Suriname zal geen steun verlenen aan een mogelijk militair optreden van de Verenigde Staten tegen Venezuela. Haar uitspraak kwam kort nadat internationale media meldden dat de VS al zes aanvallen heeft uitgevoerd op vaartuigen in Venezolaanse wateren, waarbij minstens 27 mensen het leven zouden hebben gelaten officieel onder het label van “drugsbestrijding”.
Volgens Simons blijft het Surinaamse buitenlands beleid ongewijzigd: non-interventie, neutraliteit en vreedzame conflictoplossing. Ze benadrukte:
“Wij zijn vrienden van zowel de Verenigde Staten als Venezuela, Guyana én Trinidad. Suriname wil één ding: een regio van vrede. Wij willen géén oorlog in het Caribisch gebied of Zuid-Amerika.”
Een nobel uitgangspunt, maar tegelijk een lastig evenwicht in een regio waar grootmachten hun invloed steeds duidelijker laten gelden.
De president wees erop dat Suriname wél internationale samenwerking in de strijd tegen drugshandel steunt, maar binnen de grenzen van recht en menselijkheid.
“Wij hebben de doodstraf afgeschaft. Ook iemand die zich schuldig maakt aan drugstrafficking krijgt bij ons een gevangenisstraf geen executie. Standrechtelijke doding is niet onze weg.”
Dat statement legt een belangrijke morele lijn bloot: de strijd tegen drugs mag geen vrijbrief worden voor buitengerechtelijke executies. Toch blijft de vraag hoe ver Suriname zijn neutraliteit kan vasthouden als de druk vanuit Washington toeneemt.
Binnen Caricom blijkt het onderwerp uitvoerig te zijn besproken. Simons toonde begrip voor regeringen die onder Amerikaanse druk staan, maar hield vast aan Suriname’s positie: geen militaire escalatie of invasie in de regio, wel samenwerking tegen drugscriminaliteit, en altijd via diplomatie en internationaal recht.
Dat klinkt principieel, maar ook risicovol. In de praktijk kan neutraliteit al snel als zwakte worden gezien zeker als buurlanden partij kiezen. De vraag is dan: verdedigt Suriname hier een principe, of ontwijkt het een keuze?
Met haar woorden heeft president Simons een duidelijk signaal gegeven: Suriname kiest voor vrede, maar niet voor passiviteit. Toch blijft de realiteit weerbarstig. De VS spreekt over “drugsbestrijding”; Venezuela noemt het “militaire agressie”. Tussen die twee uitersten probeert Suriname diplomatiek te laveren een koers die moedig lijkt, maar ook kwetsbaar is.
Hoe lang kan een klein land als Suriname neutraal blijven in een regio waar macht, handel en politiek steeds meer met wapens worden afgedwongen?
