Het ontslag van Marciano Hellings, voorzitter van de werknemersorganisatie OWOS bij de NV Energie Bedrijven Suriname (EBS), dreigt uit te groeien tot meer dan een individueel conflict. Op 29 juli zette de EBS-directie Hellings op staande voet uit zijn functie. De zaak komt komende woensdag voor de Ontslagcommissie, nadat de Dienst Arbeidsinspectie het ontslag ongeldig verklaarde.
Volgens de Arbeidsinspectie heeft Hellings de uitspraken die tot zijn ontslag hebben geleid, niet gedaan als werknemer, maar als vakbondsleider. Daarmee geniet hij ruime vrijheid van meningsuiting. De vraag rijst dus waarom de EBS-directie koste wat kost vasthoudt aan dit ontslag. Is het werkelijk de inhoud van Hellings’ uitspraken die het probleem vormen, of wordt hier een vakbondsleider die kritisch is tegenover het beleid van de directie de mond gesnoerd?
Opvallend is dat de directie het oordeel van de Arbeidsinspectie naast zich neerlegt en bewust kiest voor een gang naar de Ontslagcommissie. Dit schept het beeld van een werkgever die niet bereid is vakbondsrechten te respecteren en liever een juridische strijd aangaat dan de dialoog zoekt.
Nog zorgwekkender is de stilte vanuit de overheid. De OWOS stuurde al op 24 juli een brief naar het Kabinet van de President om de situatie bij de EBS aan te kaarten. Tot op heden bleef een reactie uit. Zelfs nadat de chief of staff de brief ook via WhatsApp ontving, is er geen enkele beweging gekomen. Het roept de vraag op in hoeverre de regering bereid is tussenbeide te komen in een conflict dat de rechten van werknemers rechtstreeks raakt.
Hellings zelf kreeg deze week inzage in het door EBS ingediende dossier en zal zich woensdag verdedigen. Maar het bredere plaatje is zorgwekkend: een vakbondsleider die door zijn werkgever wordt weggezet, een directie die de autoriteit van de Arbeidsinspectie tart, en een regering die zwijgt. Het is een casus die niet alleen om Hellings draait, maar om de fundamenten van werknemersrechten en sociale dialoog in Suriname.